Bekijk en vergelijk de beschikbare wandelreizen naar de Azoren bij de volgende reisorganisaties:
Wandelen Op De Azoren, PICO "de zwarte zeevulkaan wenkt", tekst Ronald Naar
Met toestemming deels overgenomen uit OPPAD nr. 6 uit 2007
Vanuit zee rijst de zwarte vulkaan van Pico loodrecht op uit zee. Weinig vulkanen
zijn zo ongenaakbaar als de hoogste piek (2351 meter) van de Azoren. De symmetrische
hellingen, de krater in de wolken en het contrast met de staalblauwe zee. Als je iets hebt met vulkanen, moet je
de vulkaan van het eiland Pico een keer
gezien hebben. Hij is al jaren niet meer
actief, maar een korte blik volstaat om te
beseffen dat hier een dreigend monster
voor je ligt. Ze moeten op de Azoren maar
hard bidden dat Pico zich koest houdt.
Ook op Pico is alles zwart.
De stranden zijn zwart, de wijnvelden
zijn zwart en zelfs de huizen zijn vanzwart puimsteen gebouwd. De vulkaan
van Pico heerst over het eiland.
Het wispelturige weer kan het beklimmen
van de vulkaankegel tot een gevaarlijke onderneming
maken. En wij treffen een natte
en winderige dag. Dus ik pak mijn rugzak
in alsof ik een Himalaya-piek ga beklimmen:
reservekleding, bivakzak, navigatieapparatuur,
extra voedsel voor noodgevallen.
Ik lijk wel gek, niet in de laatste plaats omdat
we een lokale gids hebben ingehuurd.
Dat is verplicht voor toeristen met topaspiraties
sinds er enkele jarengeleden bij slecht
weer buitenlanders op de Pico omkwamen.
Geen berg om te onderschatten dus.
We starten onze beklimming van de
vulkaan Pico op een kleine duizend
meter boven de zeespiegel, aan het
einde van de verharde weg. Met onze
gids Bento Silva hebben we daar om
half acht ’s ochtends afgesproken. De
vulkaan zelf kunnen we vandaag niet
zien, wolken hebben zich zoals zo vaak
over de top gedrapeerd.
Bento Silva wijst naar boven en murmelt
iets tegen me. ‘Proeoehaoe zoaoe foedoe
doe Picoe...’ Of iets dergelijks. Een
mooie taal dat Portugees, maar wel
knap onverstaanbaar. Ik begin maar
met lopen en hoop dat hij bedoelde dat
we moeten vertrekken…
Slalommen tussen
lavastromen
Heuphoge heidebomen flankeren het
pad. Wind streelt de prehistorische takken
van miniatuurplanten die elders in
Europa al lang zijn uitgestorven. Vogels
huppen tussen de jeneverbesstruiken en
zijn het carillon van de Pico. We passeren
een kleine zijkrater waar een muur van
gestapelde brokken puimsteen omheen
is geplaatst. Uit de paar woorden Engels
die Bento spreekt, maak ik op dat hier
wel eens bergbeklimmers slapen. Maar
een bivak in de topkrater is volgens hem
veel mooier. Als het zomer is althans.
Wakker worden met de archipel van de
Azoren aan je voeten, de vuurrode zon
die uit zee opklimt.
Vandaag is er echter geen zon. Wolkenflarden
trekken langs de vulkaanflanken.
Gerafelde plukken mist glijden langs
kraters en gestolde lavaruggen, kleven korte tijd aan het lage groen, en trekken
dan weer verder, om uiteindelijk iets verderop
in lucht op te lossen.
Naarmate we
hoger komen. verdwijnen de heidestruiken
en verschijnen kale rotsen die zijn gestoffeerd
met hoogpolig mos. Het gesnerp
van vogels is op deze hoogte
verstomd, in plaats daarvan hoor je het
ruisen van de wind. Het landschap wordt
onvriendelijker. We slalommen tussen
versteende lavastromen omhoog.
De wolken scheuren even uiteen. De zon
schijnt ons een fractie van een seconde in
het gezicht, maar voordat ze haar warmte
bij ons heeft kunnen achterlaten, is de mist
alweer terug. Ik plaats mijn profielzolen
plat op het ruwe lava. Kleine pasjes, diep
inhalen. Heel af en toe meen ik een vleugje
sulfer op te snuiven.
Drie uur later bereiken we de kraterrand
en kijken we loodrecht omlaag in de
‘caldera’ . ‘Te steil om hier af te dalen,’ zegt
Bento, en hij wijst in de richting die door
de mist verborgen wordt gehouden. ‘We
moeten die kant uit, verder naar het zuiden,
om in de caldera te kunnen afdalen.’
Boven het grote niets
Boven me worden grote plekken vaal
blauw in de mist zichtbaar. De warmte
van de zon wordt voelbaar. Via een pas in
de kraterrand glip ik de caldera binnen.
We passeren bulten van gestapelde, platte
rotsen – schuilhutjes die hier door bergwandelaars
zijn gebouwd. Vanwege de
zonsopgang.
De nevels rafelen uiteen; voor ons tekent
de kegel van Pico Piquinho zich in de
dunne film van waterdamp. Een vulkaan
in een vulkaan.
Het slingerpad loopt temidden van
massieve ribbels roodbruin basalt. Alsof
het lava hier pas gisteren of eergisteren
is gestold. De oerkrachten van Moeder
Aarde worden tastbaar en wandelen
wordt klauteren. Met mijn handen pak ik
de lavaribbels en mijn voeten plaats ik
plat op de gestolde drollen. In een kloof
ruik ik sulfergas – rotte eierenlucht. Witte
damp ontsnapt sissend uit de poriën van
de vulkaan. In die magische ambiance bereiken
we de top.
En dan zit alles opeens mee.
De allerlaatste nevelflard lost op. De hemel
verkleurt van vaalblauw in donkerblauw.
Om ons heen tekenen zich de contouren
van het eiland af: de kustlijn en de
felgroene mozaïeken van de wijnvelden.
In de verte zie ik de andere Azoren-eilanden
liggen. Ik sta op het hoogste punt in
het middelpunt van de Atlantische Oceaan.
Rondom me alleen maar het diepste
blauw tot aan de horizon.
Ik sta op de top van het grote niets.